Kenichi, die op school werd gepest en elke dag depressief was, kwam met zijn tante Mary naar zijn huis. Kenichi, die Mary in het verleden een bad liet nemen, was opgewonden door zijn tante, die altijd mooi was geweest, maar de wonden van pesterijen waren niet genezen. Mary, die zich op de een of andere manier zo'n Kenichi voelde, moedigde hem op een dag aan in bad.